|
||||||||
Tweede plaat van die Berlijnse kwartet, waarvan de naam zoveel als “tokkelen” betekent, verwijzend naar de rechterhandtechniek van flamenco-gitaristen. De Gitarist van dienst is de van oorsprong Griekse Nikos Tsiachris, die al anderhalf decennium in Berlijn woont en die na zijn opleiding als klassieke gitarist, voor een project in Spanje terecht kwam en daar in de ban van de flamenco verzeilde. Hij was in en om Berlijn al actief in een duo met bassist Martin Lilich en wat later, in de aanloop naar de debuutplaat “Waterfall” van een viertal jaar geleden, hezen ze trompettist Martin Auer aan boord. Jazz-trompet en flamenco gaan erg goed samen, zoals al meermaals bewezen werd en toen tenslotte ook nog de van origine Uruguayaanse percussionist de band vervoegde, was het kwartet volledig. Voor deze tweede plaat -dat er vier jaar verliepen tussen de vorige en deze, had allicht te maken met het feit dat Tsiachris in 2017 ook een soloplaat uitbracht, die in wereldmuziekkringen bijzonder lovend onthaald werd- grijpt Rasgueo naar een eerder jazzy benadering van de complexe composities van Tsiachris, die zijn narratieve stukken telkens mooi weet te kaderen. Zo is de titeltrack -een nummer dat oorspronkelijk voor sologitaar bedoeld was- aan zijn bijna honderdjarige Oma opgedragen, een oude dame, die weliswaar in het “nier en nu” leeft, maar natuurlijk vooral meer verleden dan toekomst heeft en die Nikos vele verhalen uit dat verleden vertelde. Voor opener “Guajiras de Graciela” stond een oudere Cubaanse “santera” model. Santeras zijn -letterlijk- heiligenvereersters, priesteressen, die binnen de syncretische godsdienst, de “Santeria”, de rol van medium vertolken tussen de gelovigen en de aanbeden godheden. “Lesbos” handelt dan weer over het ons bekende eiland, dat tegenwoordig dankzij de smerige asielpolitiek van de EU, meer bekend is als “de hel der vluchtelingen” dan als het “paradijs voor toeristen” dat het voor kort was. “Sonrisa” is een romantische mijmering, waarvoor je ’t best je smartphone even opzij legt en “Dreieck” ofte “driehoek is wat de titel belooft: een interactieve conversatie tussen bas, trompet en percussie, met de gitaar als centrale figuur. “Uncla Takis” is een afscheidsode aan de lievelingsoom van Tsiachris, een kind van partizanen-op-de-vlucht. Geboren in Albanië, uiteindelijk in Polen opgegroeid en tenslotte naar Athene teruggekeerd, had die man voldoende verhalen om de jonge neef blijvend te kunnen boeien en hij was dus het soort oom dat elk kind zich droomt, de kerel die je nooit van je leven kunt noch zult vergeten. “Tránsito” is dan weer een hulde aan wijlen Paco de Lucia, de grootste aller flamenco-gitaristen en voor “Baracoa” wordt een tweede keer halt gehouden in Cuba, in de oudste Spaanse nederzetting op dat eiland. Het nummer met die titel is een lichtvoetig huppelend, zomers wijsje op een verkleurd rumba-ritme en tenslotte is er afsluiter “Asturias”, de enige niet-eigen compositie van de plaat, maar een bewerking van wat oorspronkelijk een pianostuk van de hand van Isaak Albeniz was, maar voor gitaarliefhebbers onsterfelijk gemaakt werd door de grote Andrés Segovia. Hier wordt het helemaal naar jazz vertaald en eindigt de plaat helemaal in de “Sketches of Spain”-sfeer, waar ik al naar verwees, toe ik zei dat jazz en flamenco wel eens vaker goed samen bleken te gaan. Als je door deze plaat heen bent, ben je, zo mocht ik meermaals zelf ervaren, blij en rustig. Dit is een heel indringende plaat, die best wel wat luisterinspanning vergt, maar die van een rustgevendheid is, die je maar zelden tegenkomt. Heerlijk schijfje, voorwaar! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||